Afb. boven: Volgens sommigen is de familienaam Gernaat afgeleid
van de naam van een type boot met de naam 'Garnaat' of 'botvissertje'.
Op de afbeelding ligt het het bootje aan de grond om schoongemaakt te worden.
(De bron van de afbeelding is niet bekend).

Naamsverklaring Gernaat
Er zijn een verschillende varianten voor de familienaam ‘Gernaat’, namelijk Garnaat, Garnade, Garnaeij, Geernaart, Geernaert, Geirnaerdt, Geirnaert, Gernaart, Gernaerd, Gernaert, Gernand, Gernandt, Gernant, Granade en Granaat.

 

In 2007 komen er in ons land 346 namen voor met de familienaam Gernaat.

 

Bij de volkstelling van 1947 zijn dat er 239. Volgens F. de Tollenaere is de etymologische betekenis:
cynisch, garnaal, parlevinker.
(Bron: TNTL 166, nr. 3, pag. 212, 2000).

In het verleden zijn veel mannen met de naam Gernaat garnalenvisser geweest. De familienaam Gernaat is dus duidelijk een 'beroepsnaam', een familienaam afgeleid van een beroep.

Sommige bronnen denken dan ook dat de naam daar vandaan komt, anderen menen echter te weten dat de naam te danken is aan de boot waarmee ze visten, een ‘garnaat’, ‘botjagertje’ of 'botvissertje' (zie afbeelding).

De naam komt nooit voor met een toevoeging zoals een voorzetsel of een lidwoord.

 

Volgens het Meertens Instituut is ‘Gernaat’ een metonymische beroepsnaam: een familienaam afgeleid van soortnamen van het type Brood voor een bakker, Wiekstra voor een molenaar en Hamer voor een timmerman. Ze verwijzen naar een product, een werktuig of een attribuut dat kenmerkend is voor de beroepsuitoefening.

 

Ook 'voorwerpsnamen' die niet per sé met iemands beroep te maken hebben, maar wel voorwerpen aanduiden die bij iemand horen, in verband met de een of andere bezigheid, worden hiertoe gerekend. Bij de naam Mes is het bijvoorbeeld moeilijk uit te maken of de naamsoorsprong te danken is aan het beroep 'messenmaker' of dat die eerste naamdrager zo genoemd is omdat hij een mes aan zijn riem heeft hangen om als er aanleiding voor is daarmee het gevecht aan te gaan.

 

 

1947

Afb. boven: De aantallen naamdragers 'Gernaat' per provincie bij de volkstelling in 1947.

Bron: Meertens instituut.

 


Wat hebben de namen Brood, Koek, Pot en Steen gemeen?
Meertens vertelt hierover het volgende. Het zijn namen die verwijzen naar de producten die door de eerste naamdragers worden gebakken. Dit zijn immers broodbakkers, koekbakkers, pottenbakkers en steenbakkers. Andere voorbeelden van dit soort product-namen zijn Appel (appelverkoper), Klomp (klompenmaker), Mostert (mosterdmaker), Olij (olieslager), Peper (peperstoter d.w.z. iemand die peper fijnstampt en verhandelt), Schuit (schuitenmaker), Veen (veenbaas van een turfafgraverij) en Vis, Visser of het ‘oude woord’ Visscher (visser).

Ook het zelfstandig naamwoord van het materiaal, een attribuut of een stuk gereedschap dat een beroep kenmerkt is voor de naamgeving gebruikt. Bijvoorbeeld Bierwagen (bierbrouwer), Hardijzer (Segewin Hartyser, begin 16e eeuw geschutgieter van Karel van Gelre te Zutphen), Trommel (trommelslager), Balk (eertijds Balckholt, een timmermansfamilie), Spaak en Speek (wagenmakers), Drijfhout en Drijfholt (kuipersgereedschap dat dient tot het aandrijven van hoepels of banden). Hendrik Jans neemt te Grouw in 1811 de naam Ruitenschild aan, waarmee hij zijn beide ambachten, glazenmaker en schilder, tot uitdrukking brengt. Een Friese familie heeft aanvankelijk de namen Camminga en Vellinga naast elkaar gebruikt, omdat zij het wolkammersvak hebben uitgeoefend en in de vellenbloterij hebben gewerkt. Heel oud is de naam Knijf ('dolk'): Ansfridus Knijf, Utrecht 1108.

(Bron: L. Brouwer, 'Wat hebben de namen Brood, Koek, Pot en Steen gemeen?' in: OT kalender 8-5-1999).


'Labda heeft achter de deur gestaan en alles gehoord. Uit angst dat ze haar kind zullen doden, verbergt ze het op de onwaarschijnlijkste plek die ze maar kan bedenken, namelijk in een meelkist (kypselè). Als ze binnenkomen om het kind te zoeken, zoeken ze het hele huis door, maar vinden het niet. Ze gaan terug en vertellen dat ze hun opdracht volledig hebben uitgevoerd. Labda's zoon groeit evenwel op en hij wordt naar aanleiding van zijn ontsnapping aan het gevaar naar die kist Kypselos genoemd'
.
(Bron: Herodotos, 'De tirannie in Korinthe', in: Historiën IV, voor 425 v. Chr.).


In het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, jaargang 6, Leiden 1942 komen we op pagina 60 t/m 62 nog een toepasselijke tekst tegen van het woord ‘garnaal’ in de betekenis van schaaldier:


'Hoe staat het nu met de garnaal? Als klein schaaldier behoort hij zeker tot dezelfde begrippengroep als de eetbare weekdieren. Dat de oude Germanen er een bijzondere naam voor hebben gehad, ligt nog minder voor de hand dan bij de oester enz., aangezien de garnaal, die heel slecht in verse toestand te bewaren is, zeker geen consumptieartikel zal zijn geweest en hoogstens tot aas zal hebben gediend. Niettemin blijft het mogelijk dat er een oude naam voor heeft bestaan. Indien ergens, dan zal hier de handelswaarde die het diertje door de komst der Romeinen kreeg echter invloed op de naamgeving hebben uitgeoefend. Zuiver op kultuur-historische overwegingen mogen we dus al wel aannemen dat er in garnaal een Latijns leenwoord schuilt. De vorm garnaal, die tegenwoordig de enig gangbare is in de beschaafde omgangstaal, is stellig jong. Van Wijk heeft al in zijn Etym. Wdb. opgemerkt, dat de uitgang -aal in de plaats moet zijn gekomen van een ouder -eel. De vorm garneel is echter op zijn beurt ook weer jong en treedt pas op in het begin van de 17de eeuw (garnaal een eeuw later). In de oudere tijd vindt men uitsluitend geernaard en garnaat (gernaat, granaat). Hiervan is het eerste de Vlaamse, het laatste de Brabantse, Zeeuwse en Hollandse vorm, die ook verder de hele Noordzeekust langs tot in Holstein toe bekend is. De vraag of geernaard dan wel garnaat de meest oorspronkelijke vorm is, wordt beslist door Noordfrans grenade (H. Junius (1) kent ook een Franse vorm guernette, blijkbaar een mengvorm van grenade en crevette). Het Vlaamse geernaard moet een vernieuwing zijn met substitutie van -aat door -aard (verg. hetzelfde bij kossaard naast kossaat), waarbij -aat dus als een suffix opgevat is. Het Franse grenade kan ons ook verder de weg wijzen, want het is volkomen identiek met grenade, ‘granaatappel’, en het ligt dus voor de hand dat het eigenlijk niets dan een overdrachtelijke toepassing daarvan zou zijn. Ook in het Nederlands komt granaat herhaaldelijk in de bet. ‘garnaal’ voor. De rode kleur die de garnalen, vooral de Noordzeegarnalen, door het koken krijgen (1) (en alleen gekookt zijn ze te conserveren, dus vrijwel alleen gekookt krijgt het publiek ze te zien) moet dus de naam aan het schaaldiertje gegeven hebben. Het Latijnse granâtum moet in het Vlaams-Zeeuwse kustgebied, waar veel garnalen te vangen waren, ontleend zijn en vandaar door de visserstaal langs de Noordzeekust verder bekend zijn geworden. Het Engels en de Skandinavische talen hebben het niet overgenomen.


Opmerkelijk is dat garnaat uitsluitend als collectivum voorkomt. Garneel, geernaard en de hier nog niet genoemde vormen garner en garrenaar, die in 16de en 17de eeuwse Hollandse teksten naast garnaat optreden, duiden daarentegen het afzonderlijke exemplaar aan en worden dus geregeld in het meervoud gebruikt. Wellicht heeft de behoefte aan een benaming voor het afzonderlijke (levende?) diertje naast die voor de ‘gekookte rode massa’ de genoemde vervormingen juist doen ontstaan. Het zonderlingst is eigenlijk de vorm garneel, door Sprankhuisen zelfs guarneel gespeld alsof het een Frans of Italiaans woord gold (2) . Hoe kwam men erbij die uitgang -eel te gebruiken? Men kan hier natuurlijk wel van ‘invloed’ van barbeel en makreel gaan spreken, maar wat hebben deze vissen, die bovendien geen van beide zo algemeen bekend zijn als de garnaal, met ons schaaldier te maken? Evenmin als het ontstaan is de verspreiding van de -eel-vorm mij duidelijk. Men vindt hem tegenwoordig in de dialekten rondom de Zuiderzee en verder oostelijk (bv. in Deventer, maar niet in Groningen). Hoewel van oorsprong wellicht een ietwat literaire vorm (en als zodanig overgegaan in de Duitse schrijftaal) is garneel dus blijkbaar een Zuiderzeewoord geworden. Ondanks Winschootens getuigenis (‘Garnaat, bij de Amsterdammers, mijn landslui, garneel... genaamd’) schijnt het echter geen typisch Amsterdams woord te zijn geweest, maar veeleer slechts één van de daar bekende vormen (naast garnaat en garner of garrenaar, die men ook bij goed Amsterdamse schrijvers vindt). Garnaal tenslotte moet op het einde der 17de eeuw juist wel door deze botsing van vormen in Amsterdam ontstaan zijn en dank zij het overwicht van deze stad de vorm van de schrijftaal geworden zijn.'


Noten:

(1) Nomencl. 55a. Zijn Nederl. vorm is garner.
(1) Hondius speekt van ‘roo Garnaet’ (Moufe-schans 239), Jan Huygen van Linschoten van ‘een coleur, als ghesoden granaet, dat is, seer fijn root’ (Nav. d. Port. 98a). Verg. ook Bly, Zee-visscherij 107: ‘Door het koken wordt de Noordzeegarnaal fraai zalmrood, de Zuiderzeegarnaal blijft meer geelachtig’.

(2) Zie Sprankhuisen 1, 25.

 

 

Naamsverspreiding over Nederland.

2007
   

Afb. boven:

Naamdragers in aantallen verspreid over diverse gebieden in Nederland in 2007 volgens het Meertens Instituut. De getallen op de kaart duiden het aantal naamdragers aan in (voormalige) gemeentes en steden van voornoemd jaar. Het verschil in aantal naamdragers tussen 2007 en 1947 is 107 personen. Genealogisch gezien hebben er volgens de Groninger Archieven tussen 1687 en 1961 circa 2057 verschillende personen geleefd met de familienaam Gernaat. Al deze personen zijn niet altijd verwant met elkaar. Schijnbaar hebben dus verschillende personen op een gegeven moment gekozen voor de familienaam 'Gernaat', zoals dat ook bij vele andere familienamen is gebeurd.

7 > Bellingwolde

8 > Winschoten

13 > Menterwolde

12 > Amsterdam

13 > Lelystad

26 > Veendam

28 > Scheemda

49 > Reiderland

 

 

Bronnen:
1. Enkele bronnen zijn in de tekst opgenomen.

2. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, jaargang 6, Leiden 1942 p. 60 t/m 62.
3. Meertens Instituut.

4. Groninger Archieven.
5. Foto's grafzerken: Graftombe.nl.
6. Wikipedia.


 

 

Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl.
Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen.
Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen...geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres.
Laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek.

 

 

Hoogeveen, 19 oktober 2013
© Harm Hillinga.

   
Genealogie
HomePage